Stikstof (N) = bouwstof
Stikstof is het meest bekende voedingselement. Planten nemen voornamelijk nitraat op voor hun stikstofvoorziening. Stikstof is nodig voor:
- De groei van alle groene delen en vorming van plantaardige eiwitten.
- De vorming van bladgroen voor meer energieproductie.
- Het uitstellen van veroudering van planten. Planten blijven hierdoor langer blad produceren en gaan in een later stadium bloeien en/of afrijpen.
Een stikstoftekort is herkenbaar aan:
- De gele kleur van oude(re) bladen.
- Het afvallen van oude(re) bladen.
Fosfor (P) = bouwstof
Het element fosfor wordt in de bodem teruggevonden in fosfaat en wordt ook in deze vorm door de planten opgenomen. Fosfaten kunnen zich aan gronddeeltjes binden, vooral wanneer deze veel kalk, ijzer en aluminium bevatten. De bouwstof fosfor:
- Stimuleert de wortelvorming.
- Zorgt voor een goede uitstoeling van de plant.
- Vormt een belangrijk onderdeel van het genetisch materiaal (DNA).
- Zorgt voor de knopvorming en goede afharding van de plant.
Een fosfortekort is herkenbaar aan:
- Dwerggroei
- Donkere verkleuring
- Afstervende bladeren (vlekken in het blad)
Kalium (K)
Kalium is, in tegenstelling tot stikstof en fosfaat, geen bouwstof, maar beïnvloedt de stevigheid van de plant. Kalium zit vooral als ion (K+) in het celvocht en houdt de celspanning in stand. Kalium bevindt zich in de bodem in de vorm van kalizouten en lost relatief snel op in het bodemvocht.
Kalium is nodig voor:
- De verbetering van vochtopname door de wortel verlaagt de vochtafgifte door het blad. De plant is hierdoor minder gevoelig voor droogte en weersinvloeden als bijvoorbeeld vorst.
- De plant krijgt meer en kwalitatief betere vruchten en/of bloemen. Vooral bij vruchtdragende gewassen wordt de smaak, geur, houdbaarheid en kleur positief beïnvloed.
- De verbetering van de transporten in de plant, waardoor belangrijke stoffen snel naar andere delen van de plant vervoerd kunnen worden.
- Verhoging van de weerstand tegen ziekten en plagen, waardoor planten minder vatbaar zijn voor aantastingen door schimmels en bacteriën.
Een kalium tekort is herkenbaar aan:
- Afsterving beginnend aan de randen van het blad.
Calcium (Ca)
Het element calcium speelt een belangrijke rol in een actief bodemleven. In de bodem zorgt calcium voor het neutraliseren van de zuurgraad, waardoor de bodem niet te zuur wordt. In het algemeen bevat de bodem voldoende calcium voor de plantengroei. Een calciumtekort in de bodem heeft een indirect effect op de plantengroei vanwege het ontstaan van een (te) zure bodem. Veel belangrijke voedingsstoffen voor de plant kunnen in een dergelijke situatie niet opgenomen worden door de plantenwortels.
Een calciumgebrek herken je aan:
eerst gele punten, waarna het blad afsterft, beginnend bij de punt van het blad.
De werking van Calcium is:
- Neutraliserende waarde voor de zuurgraad.
- Bouwsteen in de celwanden.
Zwavel (S)
Een zwavelgebrek kun je herkennen aan kopvormige bladeren die paars verkleuren.
Zwavel is nodig voor:
- De aanmaak van plantaardige eiwitten en aminozuren.
- Een gunstige invloed op de waterhuishouding in de vorm van sulfaat.
Magnesium (Mg)
Een gebrek aan magnesium geeft gele verkleuring tussen de nerven van de bladeren.
Magnesium is nodig voor:
- De aanmaak van bladgroen voor meer fotosynthese (energieproductie).
- Activering van processen in de stofwisseling, die een gunstig effect hebben op de groeikwaliteit van planten.